Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Cuijk en sint-agatha

betekenis & definitie

Ned. gemeente in de prov. Noord-Brabant, aan de Maas, 21,16 km2, 15430 inw.; 89,5 % r.k.

Tot de gemeente behoren de kernen Cuijk, Katwijk (industrieterrein), Sint-Agatha met vermaard kruisherenklooster (o.a. bibliotheek met laat-middeleeuwse handschriften), en Vianen. Het dorp Cuijk is na 1950 sterk geïndustrialiseerd, en heeft een gevarieerde industrie (voedingsen genotmiddelenindustrie, metaal, schrijfmachines, textiel, papier, meubelen, chemie). De industrie biedt werkgelegenheid voor 4600 personen. Cuijk vervult een centrumfunctie voor de omgeving (werkgelegenheid en verzorgend centrum). Bosrijke omgeving. Groot recreatieoord ‘De Messemaker’.geschiedenis.

Opgravingen hebben aangetoond, dat te Cuijk het Romeinse castellum Ceudum lag, een houten kamp in de tijd van keizer Claudius (41-54) aangelegd langs de Romeinse weg Tongeren—Nijmegen bij de belangrijke overgang over de Maas. Nadat in ca.100 n.C. deze militaire versterking was opgegeven, bleef gedurende de 2e en 3e eeuw een burgerlijke nederzetting bestaan. In de 4e eeuw werd hier een stenen castellum gebouwd als onderdeel van de Laatromeinse limes langs Maas en Waal. Het Land van Cuijk bestond als zelfstandige heerlijkheid sedert de 8e eeuw, aanvankelijk met Cuijk, sedert de 12e eeuw met Grave als centrum. De heerlijkheid kwam in 1399 aan Gelre.

Litt. J.J.F.Wap, Gesch. v.h. Land en der heren van Cuijk (1858); J.Bogaers, Tweeduizendjarig bestaan van Cuijk (1948); H.B.M.Essink, Een onderzoek naar absolute rechten van de heren van Cuijk (1968); W.A.van Es, De Romeinen in Nederland (1972).

< >