Frans filosoof en onderwijspoliticus, *28.11.1792 Parijs, ♱14.1.1867 Cannes. Cousin was aan de École normale leerling van P.Laromiguière, wiens kritiek op het sensualisme en materialisme hij onderschreef.
In 1815 werd hij benoemd aan de Sorbonne (in 1820 ontslagen wegens zijn te ‘liberale’ houding, in 1828 herbenoemd). Reizen naar Duitsland (1817-18) brachten hem in nauw contact met de filosofen van het idealisme. Cousins roem als docent, onderwijspoliticus en briljant stilist bereikte een hoogtepunt onder het bewind van Louis-Philippe (1830-48). Hij werd lid van de Académie Française, rector van de Sorbonne en minister van Onderwijs in het kabinet-Thiers (1840). Zijn voorstellen tot hervorming van het lager onderwijs (1833), opgesteld na studie-ter-plaatse van het onderwijsstelsel in Pruisen, waren van een grote cultuurpolitieke draagwijdte en beïnvloedden ook het Amerikaanse onderwijsstelsel. De introductie van filosofie als verplicht schoolvak in het Franse middelbaar onderwijs is eveneens Cousins werk.
De revolutie van 1848 en de staatsgreep van 1851 noodzaakten hem zijn ambten neer te leggen. Hij wijdde zich daarna aan historische en litteraire studie.
Kennisname van Maine de Biran en van de Schotse school van de ‘common sense’ wekte bij Cousin het streven naar een combinatie van empiristische en spiritualistische elementen uit de filosofie van zijn tijd. Sterke invloed onderging hij van Kant en de Duitse idealisten, m.n. Fichte en Schelling. Cousins combinatorisch streven, door hemzelf als ‘eclecticisme’ betiteld, was erop gericht, recht te doen zowel aan de actieve wil als aan de meer passieve zintuiglijkheid, het gevoel. Deze vermogens echter worden volgens Cousin steeds begeleid door een derde: de on- of bovenpersoonlijke rede. Dit subjectieve en tevens objectieve principe vormde voor Cousin de brug tussen bewustzijn en zijn, en daarmee tussen empirische psychologie enerzijds en ontologie en metafysica anderzijds.
De onderlinge verbondenheid van de drie vermogens maakt, dat voor Cousin metafysische kenleer, esthetica en ethiek met elkaar zijn verweven, zoals met name blijkt uit zijn colleges Du vrai, du beau et du bien. Cousin boog de materialistische tradities van de Franse filosofie van de 18e eeuw in een meer spiritualistische richting om, hetgeen een afwijzing van het atheïsme en een pleidooi voor een rationalistisch getint christelijk theïsme met zich bracht, waarbij Cousin steeds vaker op Descartes en Leibniz teruggreep. Als estheticus stond hij onder invloed van Winckelmanns opvattingen over het ideaal-schone en van Hegels visie op de kunst als zintuiglijke manifestatie van de idee. Als historicus van de filosofie bepleitte Cousin de gedachte, dat in alle filosofische systemen een kern van waarheid ligt.
Werken: collegedictaten, onder de algemene titel Cours d’histoire de la philosophie of Cours de philosophie (1828—46), waarin o.a.: Introduction à l’histoire de la philosophie (1828), Du vrai, du beau et du bien (1836), Philosphie morale au 18me siècle (1839—42), Histoire de la philosphie du 18me siècle (2 dln. 1841); buiten deze reeks: Fragments philosophiques (1826), De la métaphysique d’Aristote (1835), Des Pensées de Pascal (1843), Justice et charité (1848); biografieën: een serie over beroemde Franse vrouwen uit de 17e eeuw (1845-56); onderwijspolitiek: Rapport sur l’état de l’instruction publique dans quelques pays de l’Allemagne, et particulièrement en Prusse (1832), De l’instruction en Hollande (1837; Ned. vert. 1840). [drs.M.S.G.K.van Nierop]
Litt. Ch.Secrétan, La philosophie de V.Cousin (1868); P.Janet, V.Cousin et son oeuvre (1885); J. Simon, V.Cousin (1887); J.Barthélemy-Saint Hilaire, V.Cousin, sa vie et sa correspondance (3 dln. 1895); H.J.Ody, V.Cousin, ein Lebensbild (1953).