o., een van de steroïdhormonen uit de bijnierschors.
Corticosteron, C21H30O4, smeltpunt 180-182 °C [⍺]15D = 223° (in alcohol), is een van de corticosteroïden. Het regelt en houdt de normale hoeveelheid vloeistof in de vaten in stand, waarbij regeling van het gehalte aan natriumionen een rol speelt. Bij afwezigheid van bijnierschorshormonen vermindert de hoeveelheid bloed (waarschijnlijk omdat er te veel vloeistof door de vaatwanden diffundeert). De gevolgen zijn: verlaging van de bloeddruk, verhoging van het aantal rode bloedlichaampjes en van de hartslag en een verhoogd ureumgehalte van het bloed. Uit de bijnierschors zijn verscheidene kristallijne produkten te isoleren, waarvan de meeste inactief zijn. Een van de meest actieve verbindingen hieruit, geïsoleerd door Reichstein, toont een verhoogde fysiologische werking. In structuur is het verwant aan progesteron; het wordt toegepast bij de ziekte van Addison.