Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Corporatisme

betekenis & definitie

o., de denkbeelden over en het streven naar het toekennen van een grote mate van invloed aan corporaties in een maatschappelijk bestel.

Uitgangspunt van het corporatisme is de gedachte, dat de mens eerder geneigd is zich te verenigen met anderen op grond van een gemeenschappelijk belang, dan uit hoofde van een gemeenschappelijk (politiek) beginsel. Daarbij wordt verondersteld, dat de mens als maatschappelijk verschijnsel pas wordt tot wat hij is, als lid van een (deel-)gemeenschap. Aangezien de staatsburger zodoende zijn eigen belang het beste behartigd ziet in de corporatie, dient er vervolgens te worden gezocht naar een optimale maatschappelijke vertegenwoordiging van de corporaties. Het verst ging men in deze in de conceptie van de corporatieve staat, die overigens nergens ter wereld verwezenlijkt is. Het kernprobleem is hier de formulering van het staatsbegrip. Immers ook de staat is een ‘corporatie’, indien en voorzover hij, optredend namens een collectivum, een ‘beroep’ uitoefent, zoals het onderhouden van buitenlandse betrekkingen, de zorg voor de nationale defensie, de zorg voor het onderwijs.

Aan de andere kant heeft de staat (ook in genoemd ‘beroep’) het ‘algemeen belang’ te dienen, wat met zich meebrengt, dat hij een supra-corporatieve positie zal innemen in de onderlinge strijd van de bijzondere belangen, hetgeen slechts arbitrair kan geschieden. Een gematigder vorm biedt het gemengde corporatisme, dat binnen de staatsinrichting zekere wetgevende bevoegdheden aan de corporaties verleent. Zij kunnen b.v. verordeningen uitvaardigen, die ook anderen dan de leden van de corporaties binden, dan wel slechts geldigheid bezitten binnen het kader van het corporatieve lichaam. In Portugal, dat in Europa tot 1974 gold als de corporatieve staat bij uitstek, hadden de corporaties adviserende bevoegdheden, maar was hun invloed op de wetgevende macht vrijwel nihil. In sommige staten, b.v. in Nederland, dienen corporaties ter ontlasting van de uitvoerende macht, zodat zij overheidstaken vervullen, zoals de waterschappen. In dit geval is echter, gezien het provinciale toezicht, nauwelijks meer sprake van corporatisme.

In de erkenning van de corporatie als enige drager van het (economisch) groepsbelang toont het corporatisme zich tegenstander van de klassenstrijd en is het anti-marxistisch. Daar het corporatisme zich binnen de corporatie de verbroedering van kapitaal en arbeid als ideaal voorstelt, is het in wezen tevens anti-kapitalistisch.

In het fascistische Italië (1922-43) heeft men getracht het corporatisme, in de zin van overwinning van de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid, door te voeren. In 1926 werd een Kamer der Fasci en der Corporaties ontworpen, die pas in 1939 werd ingesteld en nauwelijks heeft gefunctioneerd. Mede uit het Italiaanse voorbeeld is gebleken, dat een integraal corporatisme slechts te verwezenlijken is binnen een staat met een dictatoriale regeringsstructuur. Deze vorm van corporatisme verschilt van de corporatieve gedachte, waarmee bedoeld wordt het bevorderen van de instelling van corporaties en van hun werkzaamheid, zonder dat hierbij nog sprake behoeft te zijn van het opdragen van overheidstaken.

Litt. M.Manoïlesco, Le siècle du corporatisme (1934); A.Anema, De fascistische leuze van den corpor. staat (1934); C.P.M.Romme, De corporatie en de staat (1935); B.Mussolini, L’état corporatif '1936); A.C.Josephus Jitta, De corpor. staatsgedachte opbouw van een corpor. staat: het nieuwe Portugal '1940); J.E.Meenan, Italian corpor. System (1941); VI.Defourny enz., De corpor. gedachte bij de kath. sociologen van de 19e eeuw (1941); G.A.M.Vogelaar, Democratie en corporatisme (1945).

< >