[Fr.], m., (voluit: Club des Cordeliers), tijdens de Franse Revolutie een in de zomer van 1790 opgerichte club van revolutionairen, gevestigd in het verlaten klooster van de ‘cordeliers’ (een tak van de franciscanen) te Parijs.
De officiële benaming van de cordeliers luidde: Société des amis des droits de l’homme et du citoyen. De cordeliers, voor het merendeel kleine burgers en werklieden, roerden zich in de winter van 1790-91 en eisten in het midden van 1791 afzetting van de koning. De leuze ‘Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap’, is in deze jakobijnse kring ontstaan.
Onder leiding van Danton, Desmoulins, Hébert en Marat (wiens blad L’Ami du Peuple hun spreekbuis werd) had de club een belangrijk aandeel in de oproerige bewegingen (journées) van juni en aug. 1792. Tijdens de Nationale Conventie ontstond splitsing in een radicale (Hébert) en een meer gematigde (Danton, Desmoulins) groep, die beide in mrt. en apr. 1794 door Robespierre vernietigd werden.
Litt. A.Mathiez, Le club des cordeliers pendant la crise de Varennes (1910); J.Godechot, Les révolutions, 1770-99 (1963).