[Fr.], v./m. (-s), eig.: schelp; metalen gietvorm.
Coquilles worden in staalfabrieken gebruikt voor het gieten van ingots (zware staalblokken). De coquilles zijn enigszins taps om gemakkelijk te kunnen lossen. Zij kunnen van onderen (stijgend) of van boven (vallend) worden volgegoten. In kopergieterijen wordt de coquille eveneens als gietvorm gebruikt voor het snel gieten van kleine gebruiksvoorwerpen. Hierbij koelt men de coquille aan de buitenzijde met water, om snelle stolling van de smelt te verkrijgen. Ook bij spuitgieten van legeringen van aluminium, zink, magnesium enz. wordt een coquille gebruikt.
De coquille wordt voornamelijk van gietijzer gemaakt en uitwendig gezwart met grafiet, om aaneensmelting aan de wand te voorkomen. Coquilles zijn uit twee of meer delen gemaakt, met een penen gatconstructie gecentreerd en met klembeugels bijeen gehouden. Grote coquilles worden in een frame geplaatst en afgesloten door middel van hydraulisch bestuurde deksels. Het coquillegieten geeft homogenere gietstukken en grotere produktie door de snelle afkoeling en wordt daarom veel toegepast voor massaproduktie.
