[Eng.], m. (-s), in Engeland de bezitter van boerderijen, die aan de landheer vergoeding schuldig was.
De door copyholders te betalen vergoeding bestond vroeger uit persoonlijke diensten (een soort herendiensten); door de wetten van 1853, 1887 en 1894 werden deze omgezet in periodieke betalingen of in leveringen van een deel van de opbrengst. Wetten van 1922 en 1925 maakten een einde aan dit systeem, waardoor een copyholder freeholder werd, dus volledig eigenaar van zijn bedrijf.