het vermogen om invallende lichtbundels na terugkaatsing (bij de holle spiegel) of na breking (bij de positieve lens) om te zetten in bundels die sterker convergent zijn dan ze eerst waren. Zo wordt een opvallende evenwijdige bundel omgezet in een convergente bundel, een opvallende convergente bundel wordt sterker convergent gemaakt, en een opvallende divergente bundel wordt in elk geval minder sterk divergent, in vele gevallen zelfs convergent (of evenwijdig) gemaakt.
Vaak geeft men aan convergerend vermogen ook een kwantitatieve betekenis en bedoelt men er dan mee het omgekeerde van de in meters uitgedrukte brandpuntsafstand. De eenheid van convergerend vermogen is de dioptrie, dat is het convergerend vermogen van een spiegel of lens waarvan de brandpuntsafstand 1 m bedraagt. Bolle spiegels en negatieve lenzen hebben een divergerend vermogen, dat men nu echter ook kan beschouwen als een negatief convergerend vermogen. Plaatst men twee of meer dunne lenzen vlak achter elkaar, dan is het convergerend vermogen van de aldus gevormde samengestelde lens gelijk aan de algebraïsche som van de convergerende vermogens van de lenzen afzonderlijk.
