m. (-tuelen), (ook: minoriet), (R.K. Kerk) lid van een van de drie richtingen in de franciscanenorde .
Het ontstaan van de conventuelen vindt zijn oorsprong in de omstandigheid dat pauselijke verklaringen over de regel van Franciscus van Assisi twee mogelijkheden tot beleving toelieten. De
observanten legden zich toe op letterlijke navolging van de idealen van Franciscus. De conventuelen echter beriepen zich op een bul van (tegen)paus Johannes xxm, die een minder straffe armoedebeleving toestond, m.n. voor grotere kloosters. De conventuelen stichtten daarom grotere conventen (vandaar de naam) en aanvaardden eigen bezittingen. Vanuit deze kloosters oefenden zij zielzorg uit. In 1517 werd een definitieve scheiding doorgevoerd met de observanten.
De door paus Honorius iii in 1223 goedgekeurde regel van Franciscus is echter nog steeds de basis van hun kloosterleven. De conventuelen tellen ca. 3000 leden. In Nederland hebben zij acht, in België vier huizen.
Litt. R.M.Huber, A documented hist. of the franciscan order 1182—1517 (1944); Album generale ordinis fratrum minorum conventualium (1960).