[Lat.], v. (-s), wijding, heiliging, inzegening.
Consecratie is als term vooral in gebruik in de Rooms-Katholieke Kerk, en betekent daar: toewijding (dedicatio) in Jezus’ naam van een persoon (bisschop, priester, diaken, maagd, bruid) of voorwerp (doopwater, chrisma, brood en wijn, altaar, kerk) door een ambtelijke bedienaar (bisschop, priester), om deze persoon of dit voorwerp op te nemen in de orde van de heilsbediening. De consecretatie vindt haar hoogtepunt in de mis, waar brood en wijn door het consecratorisch gebed (eucharistisch gebed) worden tot het Lichaam en Bloed van Christus. In de scholastieke theologie ontstond de behoefte het eigenlijke moment van consecratie in het eucharistisch gebed nader te bepalen. In het oosten zag men als zodanig de epiklese, in het westen echter het instellingsverhaal. Zo kwam men er in het westen toe het woord consecratie vooral te gebruiken voor het moment waarop de priester de instellingswoorden uitspreekt.