[Lat. congere, ophopen], v. (-s),
1. (ook: stuwing), overvulling van een lichaamsdeel met bloed (e);
2. (fig.) opzwelling, opstopping: verkeerscongestie.
Congestie ontstaat meestal ten gevolge van belemmerde afvoer, maar ook wel door versterkte aanvoer van bloed, zoals bij de aanvallen van congestie van hoofd en hals (opvliegingen) bij vrouwen omstreeks de overgangsleeftijd.