[Lat. cum, met, frons, frontis, voorhoofd], v. (-s),
1. het confronteren;
2. het tegenover elkaar plaatsen van personen, m.n. van getuigen en hen in elkaars tegenwoordigheid ondervragen (e).
Confrontatie is een methode uit de tactische criminalistiek teneinde tegenstrijdige verklaringen aan de kaak te stellen of om herkenning mogelijk te maken. Gezien de verschillen in waarnemingsvermogen en emotionaliteit van de betrokkenen en de mogelijk afwijkende omstandigheden moet elke confrontatie met waarborgen worden omgeven. Men onderscheidt de eenvoudige confrontatie, waarbij de betrokkenen zonder meer tegenover elkaar worden gezet, en de keuzeconfrontatie, waarbij iemand uit een aantal uiterlijk overeenkomende personen degene die hij herkent, moet aanwijzen. Indien rechtstreeks contact ongewenst is, wordt gebruik gemaakt van een confrontatiespiegel tussen twee vertrekken, zodat uitsluitend van het ene vertrek in het andere kan worden gekeken, niet andersom.
Het antwoord van de één kan bij confrontatie als grondslag dienen voor vragen aan de ander. Aan de confrontatie behoort een verhoor afzonderlijk en buiten tegenwoordigheid van de nog niet gehoorde personen vooraf te gaan, opdat de verklaring van de een die van de ander niet beïnvloedt. In het strafproces kan confrontatie plaatshebben van verdachten, getuigen en deskundigen bij het vooronderzoek of ter terechtzitting. Art. 189 lid 2 Ned. WSv zegt, dat de rechter-commissaris evengenoemde personen kan ‘tegenover elkaar stellen of in elkanders tegenwoordigheid horen’. Art. 291 WSv bepaalt, dat de voorzitter ter terechtzitting getuigen tegenover elkander stellen kan en kan bevelen, dat zij na af gelegde getuigenis, hetzij afzonderlijk, hetzij in elkanders bijzijn nogmaals worden gehoord.
In België geldt hetzelfde, zij het niet in het WSv vermeld.