Ned. KB van 5.10.1822, Stb. 44 (van Franse origine), waarbij aan de koning de bevoegdheid werd gegeven te beslissen inzake competentiegeschillen tussen de administratieve en de rechterlijke macht; ingetrokken bij KB van 20.5. 1844.
Sinds de GW van 1848 moeten dergelijke geschillen worden beslecht op grond van de wet. Een dergelijke wet is echter nimmer tot stand gekomen. De opvatting van de rechterlijke macht omtrent eigen bevoegdheid is daardoor de facto beslissend.In België is evenmin een wettelijke regeling hiervoor tot stand gekomen. De administratieve overheid moet exceptie van onbevoegdheid inroepen als zij voor een onbevoegde rechter gedagvaard denkt te zijn. Cassatieberoep tegen arresten van de afdeling administratie van de Raad van State staat slechts open in twee gevallen, omschreven in de wet van 23.12.1946, art. 20.