m. (-s),
1. vogelsoort (e);
2. gouden munt in Ecuador, 1 = 25 sucres;
3. eertijds munt in Chili, 1 = 10 pesos.
(e) De condors, waartoe twee soorten te rekenen zijn, nl. Gymnogyps californianus en Vultur gryphus, behoren tot de familie-➝gieren (van de Nieuwe Wereld). Met een vleugelspanwijdte van 3 m en een gewicht van 10 kg behoren zij tot de grootste vliegende vogels. Het zijn in hoofdzaak aaseters; de kop en hals zijn naakt. De Californische condor, G. californianus, waarvan nog slechts ca. 40 exemplaren hoofdzakelijk ten noorden van Los Angeles voorkomen, kwam vroeger algemeen voor langs de Amerikaanse westkust (staat Washington tot aan Neder-Californië in Mexico); oostelijk tot NieuwMexico en Nevada. Het verspreidingsgebied van de Andescondor, V. gryphus, loopt van Venezuela tot Vuurland.
Hoewel ook deze soort flink in aantal is achteruitgegaan, komt hij nog betrekkelijk algemeen voor. litt. L.Brown en D.Amadon, Eagles, hawks and falcons of the world, I (1968).