o., de leer volgens welke het opperste gezag in de Kerk toekomt aan een algemeen concilie, boven en zelfs tegen de paus.
Het conciliarisme werd in de 14e eeuw geformuleerd door Marsilius van Padua en Willem van Ockham. De Concilies van Pisa (1409) en van Konstanz (1415) beriepen zich op het conciliarisme om een oplossing te zoeken voor het Westers Schisma; dat van Konstanz verhief het zelfs tot grondwet van de Kerk. Het conciliarisme werd in 1516 veroordeeld door het Vijfde Lateraans Concilie, maar kende een herleving in het verzet tegen de pauselijke veroordeling van het jansenisme en in het febronianisme.
Litt. B.Tiernay, Foundations of the conciliar theory (1955); A.Black, Monarchy and community (1970); R.Baeumer, Nachwirkungen des konziliaren Gedankens (1971).