[Eng. conceptual art], een richting in de beeldende kunst waarin het concept, de idee, centraal staat. De materiële realisatie van de projecten is secundair en kan ook geheel achterwege blijven.
Deze kunstrichting ontwikkelde zich sinds ca.1966. Als voorloper wordt de arte povera beschouwd. Conceptuele kunst kan worden gezien als een laatste fase van het dematerialisatieproces in een tak van de recente kunst. De ideeën worden vaak in gesproken of geschreven vorm gepresenteerd. Als vroege voorloper kan Marcel -Duchamp worden beschouwd. Een meer directe voorloper is Robert Rauschenberg die b.v. een uitgewiste tekening maakte en telegrafisch een portret doorgaf.
Ook wordt het concept als 'documentatie’ gepresenteerd (foto’s, teksten, film, werktekeningen, video). In de conceptuele kunst speelt een groep Amerikaanse kunstenaars, o.a. Sol LeWitt een belangrijke rol. Deze groep houdt zich behalve met ideeën ook bezig met theoretische uiteenzettingen, die zij publiceert in het tijdschrift Art and Language. Er zijn kunstenaars die conceptuele kunst beschouwen als een theoretisch onderzoek naar het begrip kunst. Het ontbreken van de materialisatie van een idee is volgens sommigen niet voldoende om een werk als conceptuele kunst te beschouwen.
De eerste tentoonstelling van conceptuele kunst werd in 1968-69 georganiseerd door de galeriehouder S. Siegelaub te New York; deze tentoonstelling bestond uit een catalogus met ideeën. Kunstenaars die zich op het gebied van de conceptuele kunst bewegen, zijn o.a. Acconci, Andre, Robert Barry, Broodthaers, Brouwn, Buren, Hanne Darboven, Dibbets, Van Elk, Kosuth, Piero Manzoni, Robert Morris, Bruce Nauman, Lawrence Weiner.
Litt. K.Honnef, Concept, art (1971); U.Meyer, Concept, art (1972).