[→Lat. competere, zich meten met], v. (-s),
1. mededinging;
2. (sport) het, doorgaans in nationaal verband, tegen elkaar doen uitkomen in een per speelseizoen vast aantal wedstrijden van een bepaald aantal wedstrijdploegen in enige tak van sport, waarbij winst, verlies of gelijk spel volgens een puntensysteem worden gewaardeerd (e);
3. (biologie) →-concurrentie.
(e) De ploegen zijn in een competitie veelal naar sterkte ingedeeld in klassen of divisies en ontmoeten elkaar doorgaans tweemaal per seizoen. De aan het einde van de competitie hoogst geplaatste ploeg promoveert naar een hogere, de laagst geplaatste degradeert naar een lagere klasse. De hoogst geplaatste ploeg in de hoogste klasse is landskampioen. Internationale competities (b.v. de zgn. 4-Europa-cup wedstrijden in diverse takken van sport) kennen voornamelijk een afvalsysteem: de nationale kampioen(en), bekerhouders enz. ontmoeten elkaar paarsgewijze (volgens loting), evenzo vervolgens de diverse winnaars; de kwartfinales en halve finales en de finale leveren de uiteindelijke winnaar op.