v., belasting die geheven wordt op beloningen, die uitgekeerd worden aan commissarissen van lichamen, die aan vennootschapsbelasting onderworpen zijn.
(e) De commissarissenbelasting werd in Nederland ingesteld volgens Besluit Secretaris-Generaal van Financiën van 29.5.1941 Verord. bl. no. 106, en verviel op 1.1.1970 bij invoering van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969. Aan de commissarissenbelasting waren onderworpen de beloningen die onder de vennootschapsbelasting vallende lichamen voor de werkzaamheden aan commissarissen toekennen. Deze beloningen werden na aftrek van de commissarissenbelasting opnieuw met inkomstenbelasting getroffen. Deze dubbele heffing is in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog ingevoerd, en altijd als een vreemd insluipsel beschouwd. In het Ned. belastingsysteem wordt in het algemeen geen rekening gehouden met de mate van inspanning waarmee een bepaald inkomen wordt verworven.
In de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (art. 11) is bepaald, dat de commissarissenbeloningen voor de heffing van de vennootschapsbelasting aftrekbaar zijn, tenzij de commissaris tevens een zgn. aanmerkelijk belang in de nv heeft. In dit laatste geval is de beloning slechts gedeeltelijk aftrekbaar, indien niet kan worden aangetoond dat de beloning is toegekend ter zake van de toezichthoudende taak ten behoeve van niet-aandeelhouders en ter zake van het bijkomstig deelhebben aan de bestuurstaak. De commissarissenbeloning wordt bij de commissaris in de inkomstenbelastingheffing betrokken.
In België wordt geen soortgelijke belasting geheven. Wel worden commissarissen van vennootschappen op aandelen belast in de bedrijfsbelasting. Actieve vennoten van personenvennootschappen worden belast als de handelaars, stille vennoten zien hun honoraria belast als inkomsten van belegde kapitalen. Niet-deelgenoten als vennoten van personenvennootschap vallen in de regeling van de vennootschappen op aandelen.