een Noordamerikaans Indianenvolk. De Comanchen leefden in de zuidelijke prairies en in de Plains.
Hun sociale organisatie was tamelijk eenvoudig: men leefde in groepen van steeds wisselende samenstelling. Jacht, verzamelen en roof waren de voornaamste middelen van bestaan. De taal van de Comanchen behoort tot de TanoAzteekse talen. Zij hebben een belangrijke rol gespeeld bij de verbreiding van het paard over NoordAmerika. De Comanchen waren befaamd vanwege hun rijkunst maar ook om hun krijgshaftigheid: ze weerstonden de Spanjaarden, de Fransen en later de Amerikanen. Texas had dusdanig te lijden van hun rooftochten dat de zgn. ‘Texas Rangers’ werden opgericht om hen te bestrijden.
Toen na de uitroeiing van de bison gehoorzaamheid werd afgedwongen door de Amerikaanse regering door het inhouden van de rantsoenen, vestigden de Comanchen zich voorgoed in een reservaat in het zuidwesten van het tegenwoordige Oklahoma. In 1937 werd hun aantal opgegeven als 2213.
LITT. A.F.Wallace en E.A.Hoebel, The Comanche. Lords of the South Plains (1954).
