Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-07-2019

Collingwood

betekenis & definitie

Robin George, Engels filosoof en archeoloog, *22.2.1889 Coniston (Lancashire), ♱7. 5.1943 Londen. Van 1934-41 was Collingwood hoogleraar metafysica te Oxford.

Collingwood stelde zich tot levenstaak filosofie en geschiedenis te verzoenen. De moderne filosofie, meende hij, staat te sterk onder invloed van de positieve wetenschap. De wetenschap is nooit in staat menselijke problemen op te lossen; hiertoe beschikt de samenwerking van geschiedenis en filosofie wellicht over een betere kans. Collingwood heeft ook een belangrijke theorie over de kunst geleverd. Creatieve verbeelding maakt een werk tot een kunstwerk, niet alleen vakmanschap. In de goede kunst wordt het onbewuste bewust gemaakt.

Kunst is ook aanwezig in de gewone taaluitingen, wanneer ook daar creatieve verbeelding aan het werk is. Collingwoods ideeën over kunst zijn verwant met die van B.^Croce. Als archeoloog was Collingwood werkzaam op het terrein van de Romeinse periode in de Engelse geschiedenis. Werken: filosofie: Religion and philosophy (1916), Sensation and thought (1923—24), Speculum mentis (1924), Essay on philos. method (1933), The idea of history (1936; gepubl. in 1946), The principles of art (1938), Autobiography (1939), An essay on metaphysics (1940), The new Leviathan (1942); archeologie: Roman Britain (1923), The archaeology of Roman Britain (1930), The Roman inscriptions of Britain, i (1965). LITT. M.Brown, Non-idealistic aesthetics: Croce, Gentile, Collingwood (1966).

< >