[→Fr., →Lat.],
I. bn. en bw., gemeenschappelijk, gezamenlijk, voor of als een geheel geldend: een gedrag; een ontslag; collectieve betekenis, naam; collectieve procuratie, procuratie die aan twee personen tegelijk wordt verleend, die gezamenlijk moeten tekenen; bw.: ontslag vragen, indienen, te zamen;
II. zn., o. (-tieven), verzamelnaam.