v. (-en), elektronische schakeling waarmee men het gelijktijdig optreden van fysische verschijnselen kan vaststellen.
(e) Coïncidentieschakelingen worden in de elektronische pulstechniek gebruikt om vast te stellen of het aanvangsmoment van twee (of meer) uit verschillende bronnen komende pulsen binnen een tijdsinterval r gelijktijdig is. De tijdsduur r wordt de scheidingstijd genoemd. De coïncidentieschakeling is vooral ontwikkeld voor en wordt veelal gebruikt in de kernfysica en de hoge-energiefysica, b.v. om coïncidentie vast te stellen. De scheidingstijd r is sterk afhankelijk van de wijze waarop de detectie plaatsvindt; gebruikelijke waarden liggen tussen 100 ps en 1 p.s. Wil men vaststellen of één van de gebeurtenissen een tijdsinterval T éérder optreedt dan de andere, dan vertraagt men de erbij behorende puls elektronisch over een tijdsduur T alvorens deze aan de coïncidentieschakeling toe te voeren. Men spreekt dan over het meten van vertraagde coïncidenties. Op die wijze meet men b.v. de gemiddelde levensduur van aangeslagen toestanden van een atoomkern.