[Lat. incidere, voorvallen], (-s), het samenvallen b.v. van twee of meer gebeurtenissen.
(E) NATUURKUNDE. Onder coïncidentie verstaat men het gelijktijdig uitzenden van een quantum en een deeltje of van twee quanta door een atoom.
Bij het radioactieve verval wordt na betaverval of alfaverval meestal een atoomkern gevormd, die zich in een aangeslagen toestand bevindt. In zo’n geval gaat de uitzending van een alfaof betadeeltje tevens gepaard met de emissie van gammastraling. Om vast te stellen of twee verschillende stralingen afkomstig zijn van één en dezelfde atoomkern, wordt experimenteel nagegaan of beide stralingen gelijktijdig, d.i. binnen b.v. 10-9 seconden, zijn uit-gezonden. Wordt zo’n geval geconstateerd, dan noemt men dit een coïncidentie. In de kernfysica wordt de meting van coïncidenties o.a. toegepast voor het verkrijgen van inzicht in de mogelijke aangeslagen toestanden van een atoomkern (zie kernniveaus).
WISKUNDE. Men spreekt van coïncidentie wanneer bij twee reeksen van meetkundige figuren, die met elkaar in betrekking (correspondentie) worden gebracht, er elementen bestaan van de ene reeks, die met de daaraan toegevoegde elementen van de andere reeks samenvallen.