Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-07-2019

cloisonné

betekenis & definitie

[Fr., in vakken verdeeld],

I. o.,
1. het emailprocédé dat op een meestal gouden plaat in vakjes wordt aangebracht (e);
2. het bij wanden vloertegels en sierkeramiek toegepaste procédé waarbij het versierende en beschermende glazuur wordt aangebracht in verschillende vakken die gescheiden worden door een opstaand kantje van klei;

II. bn. als I.

(e) De techniek van het cloisonné bestaat in het vormen van een netwerk van opstaande smalle strookjes metaal op het te emailleren vlak. Binnen de mazen van dit netwerk ontstaan ruimten (cloisons) die de tekening van de aan te brengen voorstelling vormen. Deze cellen worden met emailpoeder gevuld. Dit poeder wordt verhit en smelt, zodat binnen de cellen een aan het grondmetaal vastgesmolten kleurvlakje ontstaat. De smalle metaalrandjes scheiden steeds kleur van kleur. Cloisonné is het tegenovergestelde van champlevé waarbij de plaat wordt uitgediept met een burijn, en randen worden uitgespaard.

Het cloisonné bereikte zijn bloei in de Byzantijnse kunst. Reeds in de hoog ontwikkelde Byzantijnse juwelierskunst komen verschillende soorten email voor: ondoorzichtige glasmassa’s (opaak) naast doorschijnende kleuren, waar de gouden ondergrond, die ter wille van de reflexen veelal zwak gegolfd is, doorheen schemert (translucide). In de Karolingische tijd heeft men dit cloisonné-email in het Westen trachten na te bootsen. Een beroemd Byzantijns stuk is de Pala d’oro, een grote plaat die dient als altaarversiering in de San Marco te Venetië. Ook in de kunst van de islamitische volken bleef de cloisonnétechniek tot ver in de 15e eeuw bestaan. In China en Japan kwam het cloisonné tot grote bloei waarbij echter in plaats van goud meest koper werd toegepast.

In West-Europa werd sinds de 13e eeuw in hoofdzaak de champlevétechniek, soms gecombineerd met cloisonné, gebruikt. LITT. J.Schulz, Byz. Zellenschmelz (1890); O.von Falke en H.Frauberger, Deutsche Schmelzarbeiten des Mittelalters (1904); M.Rosenberg, Zellenschmelz (2 dln. 1921); H.Garner, Chin. and Jap. cloisonné enamels (1962).

< >