Ned. rechtsgeleerde, *2.4.1894 Appingedam. Cleveringa studeerde en promoveerde (1919) te Leiden.
Van 1926—27 was hij rechter te Alkmaar en van 1927—58 hoogleraar te Leiden. Van 1955—62 was hij tevens voorzitter van de staatscommissie voor burgerlijke wetgeving en van 1958—63 lid van de Raad van State. Grote bekendheid verwierf hij zich niet alleen door zijn publikaties, maar ook door zijn optreden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Op 26.11.1940 hield hij naar aanleiding van de schorsing van de joodse hoogleraar Meijers een rede (gepubliceerd in het Leids universiteitsblad van 26.11.1945, XI, nr. 6) waarin hij de gevaren van de Duitse overheersing belichtte. Ter herinnering aan zijn verzet heeft de universiteit te Leiden in 1970 de Cleveringa-leerstoel ingesteld ter bestudering van de fundamentele maatschappelijke problemen van de 20e eeuw. Werken: De zakelijke werking der ontbindende voorwaarde (diss. 1919), Bewerking voor de 3e dr. van Van Rossem’s Burgerlijke rechtsvordering (2 dln. 1924—34), Het nieuwe zeerecht (1926; 4e dr.: Zeerecht, 1961).
