[Fr.], filmmethode, in de jaren zestig van de 20e eeuw opgekomen, om een nieuwe vorm van uiterste authenticiteit in de documentaire film te bereiken. De methode is experimenteel gevonden door de sinds 1947 in Afrika filmende etnoloog Jean Rouch (*1917 Parijs).
Hij ontdekte dat vertoning van zijn beeldmateriaal aan personen die in de film voorkomen, spontane reacties en gesprekken ontlokt, die, met spreekfouten en al, een op geen andere wijze te bereiken authentiek en rijk commentaar opleveren. Hij liet het beeldmateriaal van Moi, un noir (1958), opgenomen in de krottenwijk van Abidjan (Ivoorkust), spontaan becommentariëren door de hoofdpersonen, waardoor de etnografisch opgezette film een sociaal-kritisch document werd. Contact met de socioloog Edgar Morin (*1921 Parijs) leidde tot de gezamenlijk in Parijs opgenomen Chronique d’un été (1960), grotendeels opgebouwd uit spontaan gefilmde interviews en discussies. Rouch heeft een grote invloed uitgeoefend op de filmers van de →nouvelle vague, m.n. op Jean Luc Godard. Ongeveer gelijktijdig ontstond een cinéma vérité-beweging in de VS, ook wel uncontrolled cinema genoemd omdat de personen in de film hierbij niet worden beïnvloed. Leidende figuren zijn de voor de televisie werkende Drew Associates (1959—62),D.A.Pennebaker(*1930 Evanston, Illinois) en Richard Leacock (*1921 Londen), die in 1948 cameraman was bij Robert →Flaherty, de voorloper en baanbreker van deze filmstijl. De Amerikaanse groepering is vermaard om het meesterschap waarmee zij met lichte apparatuur in gebeurtenissen weet binnen te dringen: Primary (1960)over de verkiezingsstrijd van J.F.Kennedy en H.Humphrey, Eddie Sachs in Indianapolis (1961), Jane (1962) over Jane Fonda, Don’t look back (Pennebaker, 1966) over Bob Dylans tournee door Engeland, Marjoe (Howard Smith en Sarah Kernocham, 1972), A bigger splash (Jack Hazan, 1974) over David Hockney.LITT. G.Sadoul, Dziga Vertov, de D.Vertov à J. Rouch (1971).