Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 22-07-2019

cilinderslot

betekenis & definitie

o. (-en), slot waarvan het veiligheidselement wordt gevormd door een of twee cilinders.

(e) De cilinders van cilindersloten (afb.1) bestaan elk uit een zgn. binnencilinder en een zgn. cilinderhuis (afb.2). Het essentiële deel is de om zijn as draaibare binnencilinder. In de afgesloten stand wordt de draaibeweging van de binnencilinder belet door meestal vijf of zes stellen van twee in hun lengterichting verschillende pennen, die loodrecht op de cilinderas zijn gericht. Deze stellen pennen bevinden zich elk in een boring van de binnencilinder en steken tevens in corresponderende boringen van het cilinderhuis, waardoor de binnencilinder niet kan worden gedraaid. Wanneer de juiste →cilindersleutel in het sleutelgat wordt gestoken, worden daardoor de pennen in een zodanige stand geschoven dat van elk stel pennen het onderlinge raakvlak samenvalt met de omtrek van de binnencilinder, zodat deze om zijn as kan worden gedraaid. Door deze draaibeweging wordt, via een in een →-slot aanwezig overbrengingsmechanisme, de dagen/of nachtschoot van het slot ingetrokken, waarna de deur kan worden geopend.

Het cilinderslot wordt weer in de afgesloten stand gebracht door de binnencilinder weer met de cilindersleutel in de oorspronkelijke stand terug te draaien en daarna de sleutel uit te trekken. Het cilinderslot heeft vele voordelen met betrekking tot sleutelverscheidenheid en veiligheid, bovendien is de cilindersleutel klein en handzaam. In de oorspronkelijke, meest voorkomende uitvoering heeft de cilindersleutel vvormige inkepingen; bij een modernere uitvoering is de cilindersleutel voorzien van boorputjes van verschillende positie en diepte.

< >