Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 22-07-2019

cicaden

betekenis & definitie

v. (mv.), een groep insekten.

(e) Cicaden, Cicadina, behoren tot de →snavelinsekten. Zij hebben vier ongeveer gelijke vleugels en een dikke, ver naar achteren ontspringende snavel. De meeste soorten kunnen goed springen. Zij voeden zich met plantesappen. Een zeer bekende inheemse soort is het →schuimbeestje (Ptyelus spumarius), waarvan de larve op brandnetels en vele andere planten leeft, omhuld door schuim. Dit zgn. koekoeksspog bestaat uit een wasachtige stof, verzeept door produkten uit de einddarm.

Het schuim beschermt de dunhuidige larven tegen uitdroging. In zuidelijke landen komen grote soorten voor, b.v. de mannacicade (Tettigia orni), de →lantaarndragers (Fulgora), die een grote blaasvormige kop-opzwelling bezitten en de zingende cicade, waarvan de mannetjes een geluidsorgaan bezitten aan het achterlijf. Bij de noordelijke vorm van de Amerikaanse →zeventienjaarscicade (Magicicada septemdecim) duurt de ontwikkeling van ei tot volwassen insekt 17 jaar.

< >