Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Churchill, sir Winston Leonard Spencer

betekenis & definitie

Engels staatsman, *30.11.1874 Blenheim Palace, †24.1. 1965 Londen; zoon van Randolph H.→Churchill. Churchill volgde de militaire academie van Sandhurst en werd in 1895 officier.

Hij nam als vrijwilliger deel aan de strijd op Cuba, de Malakand-expeditie in Brits-Indië en de Soedan-expeditie van Kitchener (1898). Tijdens de Boerenoorlog in ZuidAfrika was Churchill oorlogscorrespondent. In 1900 werd hij conservatief lid van het Lagerhuis. Als voorstander van vrijhandel opponeerde hij tegen de tariefplannen van J.→Chamberlain en ging hij in 1904 naar de liberalen over. In 1906 werd Churchill onderminister van Koloniën in het liberale kabinet Campbell-Bannerman, in 1910 minister van Binnenlandse Zaken; op zijn initiatief kwam de werkloosheidsverzekering (1911) tot stand. Van 1911 — 15 was hij minister van Marine; hij voerde een moderniseringsprogramma uit voor de oorlogsvloot.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog maakte hij van 1917—22 op verschillende posten deel uit van het kabinet-Lloyd George, het langst op Defensie. Na de Vrede van Brest-Litovsk (1918) trachtte Churchill in de USSR, door het inzetten van Engelse troepen aan de kant van de contra-revolutionairen, de macht van de bolsjewieken te breken. Lloyd George was tegen deze interventiepolitiek. In 1924 keerde Churchill terug in de conservatieve partij en werd hij minister van Financiën (1924—29); hij herstelde de gouden standaard, een maatregel die bijdroeg tot de grote werkeloosheid en dientengevolge tot de algemene staking van 1926.In de jaren na 1933 werd Churchill een voorman van hen die op uitbreiding van de bewapening aandrongen met het oog op de Duitse dreiging. Hij raakte daardoor binnen de conservatieve partij opnieuw geïsoleerd, daar velen de →appeasement-politiek van N.→Chamberlain, eerste minister sedert 1937, bleven steunen. Nadat hij bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog (1939) weer minister van Marine was geworden, volgde hij op 10.5.1940 Chamberlain op als premier; tevens was hij minister van Defensie in het door hem gevormde coalitiekabinet. Door zijn organisatietalent, werkkracht en geestdrift, waarin nationalisme en romantiek verweven waren, werd Churchill de grote oorlogsleider die zijn land naar de overwinning voerde. Als een van de zgn. Grote Drie (Stalin, Roosevelt en Churchill) nam hij deel aan de Conferenties van Teheran, Yalta en (gedeeltelijk) Potsdam. Tegen de krachten in die op dekolonisatie aandrongen, wilde hij het Britse wereldrijk zo volledig mogelijk handhaven.

De eerste naoorlogse verkiezingen (juli 1945) brachten een overwinning voor Labour; Churchill werd oppositieleider. In de volgende jaren bleef hij fel anticommunistisch en was hij een van de invloedrijkste voorstanders van het oprichten van de NAVO en de Raad van Europa. Van 1951—55 was hij weer premier; daarna had hij nog tot 1964 zitting in het Lagerhuis. In 1953 ontving hij de Nobelprijs voor letterkunde. Werken: The story of the Malakand field force (1898), The river war (1899), Savrola (1900), Lord Randolph Churchill (1906), Liberalism and the social problem (1909), The world crisis 1916—18 (6 dln. 1923-31), My early life (1930), Marlborough (4 dln. 1933—38), Arms and the covenant (1938; redevoeringen), The unrelenting struggle (1942), Onwards to victory (1944), The Second World War (6 dln. 1948—54), A history of the English-speaking peoples (4 dln. 1956-58). LITT. L.Broad, W.Churchill (2 dln. 1963-64); R.S.Churchill en M.Gilbert, W.S.Churchill (4 dln. 1966-75); F.Woods (red.), Bibliogr. of the works of sir W.Churchill (1969); A.J.P.Taylor, Churchill, a critical assessment (1969); H.Peiling, W.Churchill (1974).

< >