plantengeslacht, behorend tot de familie →Compositae, met ca. 200 soorten overblijvende kruiden of heesters; op het noordelijk halfrond inheems (Zuid-Afrika, vijf soorten), in gematigde en subtropische klimaten. Soms wordt Pyrethrum tot Chrysanthemum gerekend.
Het bloemhoofdje heeft lintvormige randbloempjes, bij de ‘gevulde’ of ‘dubbele’ Chrysanthemum-vormen zijn alle bloempjes lintvormig. Er zijn vele kransen omwindselblaadjes, de buitenste is het kortste; alle met droogvliezige rand.Talloze kwekersvariëteiten ontstonden uit kruisingen tussen Chrysanthemum indicum en C. morifolium (China, Japan) en tevens uit C. sinense. Sinds overoude tijden in Oost-Azië gekweekt. Men kweekt met ‘enkele’ of ‘gevulde’, of met vele bloemen (troschrysant). Vaak met één grote top‘bloem’ (eigenlijk: bloeiwijze), in kassen gekweekt. De rassen, die daar geschikt voor zijn, moet men ‘pluizen’, dat is: de overbodige zijknoppen tijdig wegnemen om de bloei op de éne topbloem te concentreren. Chrysanthemum-cultuur eist veel kennis en zorg.
Bescherming tegen vocht en lage temperatuur tegen en tijdens de bloei is noodzakelijk. Vermeerdering door stekken. Aalsmeer is een wereldbekend centrum.
In tuinen (rond de Middellandse Zee) is C. frutescens zeer in trek: bolvormige struiken, die met duizenden witte bloemen overdekt kunnen zijn. C. cinerariafolium wordt als ‘pyrethrum’ gekweekt: de gedroogde geëxtraheerde bloemhoofdjes leveren een zeer goed natuurlijk insektenpoeder. Centrum van de wereldproduktie: Kenia.
In Nederland en België komt in weilanden voor de margriet, C. leucanthemum (in tuinen als sierplant C. maximum, reuzemargriet, uit de Pyreneeën); op zandige akkers de geelbloeiende C. segetum, met blauwgroen blad.