Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 22-07-2019

chinoiserie

betekenis & definitie

[Fr.], v. (-s, -ën),

1. kunstvoorwerp, sieraad naar Chinese smaak vervaardigd; (g. mv.) de versieringswijze zelf (e);
2. kleingeestige, onpraktische formaliteit.

(e) Chinoiserie is de versieringswijze die motieven aan de Oostaziatische kunst ontleent. Zij werd voornamelijk toegepast in de 18e eeuw op Europese voorwerpen. De stof voor de chinoiserie werd geleverd door prenten in reisbeschrijvingen en vooral door de import van Chinese voorwerpen. De meeste aandacht trokken het porselein en de gelakte meubels, waarbij geen onderscheid werd gemaakt tussen Chinese en Japanse herkomst (➝japonaiserie).

M. n. Antoine ➝Watteau werkte de chinoiserie sterk in de hand door de versmelting van de oosterse motieven met die van zijn eigen droomwereld; de voorstellingen droegen een westers idyllisch karakter. Vaak trad als produkt van rococo een combinatie op van rocaille-ornamenten met quasi-Chinese stoffage, o.a. bij de graveur Gabriël Huquier (1695-1772). Behalve de vlucht uit de werkelijkheid was er ook de algemene zucht naar het exotische. O.a. François Boucher en Jean Pillement schilderden deze fantasieën. Pillement maakte o.m. ontwerpen voor in Lyon vervaardigde zijden stoffen, evenals Philippe de Lasalle (1723 — 1805). De ornamentgraveurs zoals Alexis Peyrotte (1699— 1769), verspreidden de chinoiserie verder in Europa. De chinoiserie vond overal toepassing: keramiek, porselein (Meissen), lakwerk, smeedwerk, textiel, kantwerk, behangsels, meubels, en glas. Vele residenties van vorsten uit de 18e eeuw bevatten tenminste één ‘Chinees’ kabinet. Meer dan het bekende Trianon de Porcelaine te Versailles, in 1670 ontstaan en reeds 17 jaar later weer afgebroken, vormden de Hollandse interieurs het voorbeeld voor deze pronkkabinetten van de 18e-eeuwse vorstenhoven in Europa.

litt. R.Graul, Ostasiatische Kunst und ihr Einfluss auf Europa (1906); H.Cordier, La Chine en France au 18me siècle (1910); A.Reichwein, China und Europa (1923); E.Scheyer, Chinoiserie in den Seidengeweben des 17. und 18. Jahrh. (1928); Chisaburo Yamada, Die Chinamode des Spatbarock (1935; met bibl.).

< >