[Fr. chiffon, lap], v./m. (-s) hoge ladenkast waarbij de vier zijstijlen als poten doorlopen tot de grond.
De chiffonnière, een bergmeubel voor dames om lapjes in op te bergen, is meestal een hoge smalle commode met vijf of zes boven elkaar aangebrachte laden. De chiffonnière, ontstaan in de tweede helft van de 18e eeuw in Frankrijk, kwam tijdens het empire algemeen in gebruik, soms met een klep als schrijfblad op de plaats van een lade (chiffonniersecrétaire).
LITT. W.van der Pluym, Vijf eeuwen binnenhuis en meubels in Nederland (1954).