plantenfamilie (ganzevoetachtigen), behorend tot de klasse Dicotylédones, ruim 100 geslachten en 1400 soorten omvattend. De bloemen zijn eenslachtig, onaanzienlijk, heel klein en talrijk, kelk van groene lobjes (kroon afwezig), hoogstens vijf meeldraden, of een 2—4-lobbig stijltje op een éénkamerige stamper, die één bodemstandige zaadknop bevat en uit 2—3 carpellen is opgebouwd.
De kiem is gekromd, om of in het kiem wit.Vaak staan de niet-openspringende droge vruchtjes in knoedeltjes bijeen. Zij houden van veel licht, zijn dikwijls zoutverdragend, zelden kleine bomen, meestal meerjarige (on)kruiden langs wegen, voorkomend op vuilstortingen, in woestijnen en steppen, op stranden. Zij zijn vaak grijsgroen, vaak wat vlezig, of ook wollig behaard of bepoederd. zie Beta, zie Chenopodium, zie Haloxylon, zie Kochia, zie Salicornia, zie Salsola, zie Spinacia, zie Suaeda.