[Fr.], o. (-s),
1. fluweelkoord, ruig zijden of katoenen band voor boordsel en belegsel;
2. zeer dik, zeer zacht garen met naar twee kanten (vlakke chenille) of alle kanten (ronde chenille) uitstaande draden of vezels, bijeengehouden door afbindende kerndraden.
Chenille wordt vervaardigd door een weefsel met weinig dunne kettingdraden en dichte, zachte inslagdraden, vaak gekleurd, in smalle kettingstroken te snijden (vlakke chenille). Worden deze getwijnd, dan is het ronde chenille. Chenille wordt gebruikt als inslaggaren in passement (franje, kwasten), spreien, kleedjes, gordijnen, enz. Bij imitatie chenille stikt men rechte of gefigureerde bundels dwarsgelegde zachte gareneindjes op een normaal grondweefsel.