vorm van oorlogvoering, waarbij gebruik wordt gemaakt van chemische strijdmiddelen. Dergelijke strijdmiddelen werden in primitieve vorm reeds in de oudheid toegepast.
Zo gebruikten de Grieken bij belegeringen hout met pek en zwavel voor de vorming van verstikkende en giftige gassen.Een ander geducht strijdmiddel van deze aard was in die tijd het Griekse vuur, waarvan de samenstelling verloren is gegaan. Voorts beschikten de Perzen bij de belegering van Petra over potten gevuld met een mengsel van aardolie, asfalt en zwavel, die met behulp van werktuigen deze stad in werden geslingerd. Dit mengsel ontbrandde bij het stukvallen van de potten, wat gepaard ging met een verstikkende gasontwikkeling.
Naar alle waarschijnlijkheid zijn ook in de Tachtigjarige Oorlog chemische strijdmiddelen gebruikt: b.v. bij de verdediging van Maastricht in 1579 zou strijd zijn geleverd met gebruikmaking van brandbommen, die waren gevuld met o.a. rattenkruit. In de loop van de 20e eeuw onderging de chemische oorlogvoering tal van ingrijpende veranderingen, m.n. onder invloed van de spectaculaire ontwikkelingen op natuurwetenschappelijk en technologisch gebied. De gedurende de Eerste Wereldoorlog gebruikte zenuwgassen en blaartrekkende strijdmiddelen, zoals fosgeen, blauwzuur, mosterdgas en lewisiet, zijn mede daardoor in menig opzicht reeds verouderd.