[Arab., belasting, tribuut], v./m.,
1. belasting in islamitische staten;
2. islamitische grondbelasting.
In de eerste tijden van de islam was charadj de benaming voor het door niet-islamitische onderdanen van de islamitische staat, dus vooral door joden en christenen, op te brengen tribuut, hetzij hoofdelijk, hetzij collectief. Later kreeg de charadj m.n. de betekenis van een soort grondbelasting, vooral nadat de islamitische bevolking zelf aan de betaling van deze belasting onderworpen werd. De hoofdbelasting voor joden en christenen bleef daarnaast bestaan en werd dzizja genoemd.
Litt. A. Ben Shemesh, Taxation in islam (3 dln. 1965 69).