[Fr., Ital. ciacona, Sp. chacona], v./m. (-s), een vorm van instrumentale en soms vocale muziek waarin op een voortdurend weerkerend basmotief van ten hoogste acht maten (basso ostinato) steeds nieuwe variaties worden aangebracht.De chaconne staat meestal in mineur en in gedragen driekwartsmaat. Oorspronkelijk een volksdans van Spaanse herkomst, als chacota in 1517 voor het eerst vermeld als gezelschapslied en -dans bij boerenfeesten, wordt de chaconne ca. 1560 als instrumentale compositie, vaak in verbinding met de sarabande, genoemd.
Onder andere namen (folia en passacaglia) is de chaconne in de instrumentale muziek overgenomen door de Italianen (zie Corelli) en de Fransen (De Chambonnières en de Couperins), en vervolgens door de Duitse meesters als meest kunstige contrapuntische compositie beoefend.In Engeland sloot de chaconne aan op de daar reeds aanwezige techniek van de ground. Beroemde voorbeelden: de chaconnes in J.S. Bachs Partita voor solo-viool en in diens Passacaglia in c voor orgel.
LITT. H. Leichtentritt, Musikal. Formenlehre (1927, 5e dr. 1952); L. Novak, Grundzüge einer Gesch. des Basso ostinato in der abendland. Musik (1932).