v., fysisch-chemische methode om het draagvermogen van het zandbed onder een wegverharding te verhogen.
Cementstabilisatie wordt verkregen door het zand te vermengen met een hoeveelheid cement (6-10% ten opzichte van het droge zandgewicht) en water en dat vervolgens intensief te verdichten. Na verharding verkrijgt men een stabiele laag van een zekere sterkte, die ook wel zandcement of grondcement wordt genoemd. Cementstabilisatie wordt in het algemeen volgens het ‘mix-in-place’-systeem uitgevoerd, d.w.z. dat het mengen van het zand met het cement ter plaatse in de zandbaan geschiedt, waarvoor bij grote stabilisatiewerken een speciale zgn. stabilisatiemachine (ook: stabilisatietrein) wordt gebruikt. Deze machine bestaat uit een cementspreider, waarmee de gewenste hoeveelheid cement wordt uitgespreid, en een mengmachine, die het cement met het zand vermengt en gelijktijdig vanuit een sproeibak het benodigde water doseert. De verdichting geschiedt tenslotte met een bandenwals. Ten einde verdamping van het toegevoegde water, dat nodig is voor de verharding, te voorkomen, wordt tenslotte afgesproeid met bitumen-emulsie.
Op deze wijze kunnen zandlagen van 20-40 cm dik worden gestabiliseerd. Cement wordt veelvuldig toegepast als fundering onder wegverhardingen van asfalt of cementbeton.