[Fr.], bn.,
1. in cellen, in vertrekjes verdeeld: de cellulaire gevangenis; hij heeft een jaar cellulair, een jaar eenzame opsluiting;
2. betrekking hebbend op de lichaamscellen: cellulaire pathologie, leer van
de ziekteverschijnselen voorzover zij hun grondoorzaak vinden in veranderingen van de cellen.