m., het proces waarbij de grootte van de plantecel toeneemt.
De plantaardige en dierlijke cellen ontstaan door celdeling (zie mitose). De dochtercellen groeien vervolgens uit tot zij de grootte van de moedercel bereikt hebben, waarna bij dieren het proces zich herhaalt. Deze wijze van groei vereist een intensieve synthese van eiwitten, nucleïnezuren en van andere ‘kostbare’ stoffen. Bij de plant kan de groei veel economischer plaatsvinden doordat de dochtercellen zich tijdens de differentiatie gaan strekken, waarbij slechts een geringe vermeerdering van het protoplasma optreedt, terwijl veel water wordt opgenomen en de centrale vochtblaas ontstaat (zie vacuole). In de laatste fase van de celgroei begint de synthese van celwandstof (cellulose),