Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Cautio iudicatum solvi

betekenis & definitie

[Lat.], de zekerheid in geld, die krachtens de artt. 152, 153 Ned. WBv door een vreemdeling, die in Nederland als eiser een civiele procedure is begonnen, moet gesteld worden voor de proceskosten, waarin hij zou kunnen worden verwezen.

Tot deze zekerheidstelling is de vreemdeling-eiser alleen verplicht indien zijn wederpartij (hetzij Nederlander, hetzij vreemdeling) een daartoe strekkend verzoek heeft gedaan en vervolgens de rechter, als partijen het niet onderling eens worden, dat verzoek bij vonnis heeft toegewezen.De achtergrond van deze regeling is, dat een Ned. vonnis (en dus ook een daarin opgenomen proceskostenveroordeling) in het algemeen niet in een ander land ten uitvoer gelegd kan worden, net zo min als, volgens het systeem van het Ned. WBv, buitenlandse beslissingen in Nederland geëxecuteerd kunnen worden (art. 431 WBv). Op dit algemene beginsel zijn door diverse executieverdragen belangrijke uitzonderingen gekomen, b.v. het EG-Bevoegdheids- en Executieverdrag van 27.9.1968 (Tractatenblad 1969, nr. 101).

Ook de in Nederland wonende vreemdeling, die in Nederland in principe evenveel, of even weinig, verhaal biedt als de in Nederland wonende Nederlander, is als eisende partij onderworpen aan de verplichting tot cautie-stelling. Het Verdrag Rechtsvordering van 1.3.1954 (Tractatenblad 1954, nr. 40) bevat in art. 17 een vrijstelling van de cautieplicht voor die onderdanen van de verdragsluitende staten, die in een van die staten hun domicilie hebben en in een verdragsstaat als eiser procederen. Bij deze vrijstelling behoort de regeling van art. 18, waarbij de in de ene verdragsstaat uitgesproken proceskostenveroordeling in dergelijke gevallen uitvoerbaar is in de andere verdragsstaten.In België zijn, tenzij bij verdrag anders is bepaald, alle vreemdelingen als hoofdeiser of tussenkomende partij gehouden, indien de Belg. verweerder het voor enige exceptie vordert, zich borg te stellen voor de betaling van de uit het geding voortvloeiende kosten en schadevergoedingen waarin zij kunnen worden verwezen. De verweerder kan borgstelling vorderen, zelfs voor het eerst in hoger beroep, indien hij aldaar gedaagd wordt. De eiser wordt ontslagen van het stellen van de gevorderde zekerheid indien hij de bepaalde som in consignatie geeft, indien hij aantoont dat zijn onroerende goederen in België voldoende zijn om die som daarop te verhalen of indien hij een pand geeft. In de loop van het geding kan de rechtbank, op verzoek van een partij, het bedrag van de som of de aard van de verstrekte zekerheid wijzigen.

< >