[Lat. cautio], v. (-s),
1. borgtocht, borgstelling;
2. geldelijke zekerheidstelling.
In het Romeinse recht is cautie een door middel van een stipulatio afgelegde belofte tot zekerheid, waarbij iemand een prestatie (b.v. schadevergoeding) toezegt, indien er door de wederpartij schade zou worden geleden door toekomstige gebeurtenissen. Versterking van deze belofte door borgstelling kwam veelvuldig voor. Van diverse cautiones was een standaardmodel opgenomen in het dict van de praetor, b.v. van de cautio usufructuaria. Hierbij belooft de vruchtgebruiker zijn recht van vruchtgebruik behoorlijk uit te oefenen en de zaak waarop het is gevestigd in goede staat te restitueren na afloop van het vruchtgebruik. Bij de cautio iudicatum solvi vraagt de eiser van de procurator (procesvertegenwoordiger) van de gedaagde, dat hij door het stellen van een borg zekerheid geeft, dat hij aan het vonnis zal voldoen, mocht hij veroordeeld worden. De Ned. wetgeving kent deze cautie nog ten aanzien van vreemdelingen, evenals het Belg.
Ger. Wbk.