catechismus (katechismus) - [Gr. katecheo, mondeling onderwijzen], m. (-sen),
1. overzicht van de beginselen of voornaamste waarheden der godsdienstleer van een kerk in de vorm van vragen en antwoorden en door deze als zodanig als autoriteit erkend: de Heidelbergse, de Nieuwe ; 2. boek dat een catechismus inhoudt;
3. r.k. catechismusles, lering;
4. ben. voor een overzicht in zo’n vorm als bij 1. van een tak van wetenschap, kunst: — van de natuur door Martinet; — van de muziek.
In de oudheid werden vragen gesteld door de leerling, die door de catecheet werden beantwoord. Aan het eind van de middeleeuwen ontstond de vorm van de dialoog, waarbij de leermeester vraagt en de leerling antwoordt.
De betekenis van boek voor godsdienstonderwijs kreeg de catechismus pas binnen de protestantse kerken, m.n. door Luther. De rationele mentaliteit van volgende tijden was gehecht aan onderwijs in vraagvorm en kende op allerlei gebied leerboeken in de vorm van vraag en antwoord, die de naam catechismus droegen. De voornaamste protestantse catechismussen zijn: die van Luther, grote en kleine catechismus (1529); catechismus van Genève (1545); Heidelbergse catechismus, in Nederland van oudsher het algemeen gebruikelijke boek, o.a. bij de zondagse catechismusprediking (de Heidelbergse catechismus was er met zijn indeling in 52 zondagen op berekend juist in één jaar behandeld te worden); de namiddag- of avondkerkdienst was aan de catechismus gewijd. Sedert de 19e eeuw kwamen er tal van nieuwe verklaringen bij die de Heidelbergse catechismus veelal verdrongen.
In de Rooms-Katholieke Kerk ontstonden de catechismussen van Erasmus (1533), van Petrus Canisius (1554-67) en van Bellarminus (1597—98). Vooral die van Canisius kende vele vertalingen en bewerkingen. Overeenkomstig een besluit van het Concilie van Trente verscheen in 1564 de Catechismus romanus, die voor de zielzorgers bestemd was. Deze sterk verkondigende catechismus heeft niet kunnen verhinderen dat de latere steeds meer polemisch en apologetisch werden en een aftreksel van schooltheologie aanboden. Een bekende catechismus is die van de Duitse jezuïet J.Deharbe (1847). Meer verkondigend en schriftuurlijk zijn de Franse eenheids-catechismus van C.Quinet en A. Boyer (1940) en de catechismus voor de Duitse bisdommen (1955); vooral de laatste werd in vele talen vertaald. In Nederland werd een eenheids-catechismus voor alle bisdommen (1910) belangrijk omgewerktin 1948. In 1964 werd hij niet meer verplichtend gesteld als leidraad voor de schoolcatechese. Een geheel nieuwe weg, die van een verkondigend aanspreken van de volwassenen, werd bewandeld in de Nieuwe katechismus (1966), waarbij op last van een Romeinse kardinalencommissie een ‘Aanvulling’ verscheen (1969). Ook in België werd in 1946 een gemeenschappelijke catechismus voor alle bisdommen uitgegeven. In 1972 werd te Rome een Directorium catecheticum generale uitgegeven ten dienste van heel de Rooms-Katholieke Kerk. LITT. J.Schnitt, Der Kampf um den Katechismus in der Aufklarungsperiode Deutschlands (1935); W.
de Jong, Ons katechismusboekje (1939);G.Oorthuys, De eeuwige jeugd van Heidelberg (1939); L. Coenen, Handb. zum Heidelb. Katechismus (1963);
K.H.Miskotte enz., Toelichting op de Heidelbergse catechismus (1966);.G.Bellinger, Der Catechismus Romanus und die Reformation (1970).