o. (-en), een affectief geheel van verwachtingen en gevoelens (meestal gemaskeerd) samenhangend met beschadigingsangsten, oorspronkelijk het geslachtsorgaan betreffend.
Het castratiecomplex is in de psychoanalytische theorie van S.Freud (evenals het Oedipuscomplex) een normale fase in de ontwikkeling van de infantiele seksualiteit. Bij de jongen kan het zich uiten in de vrees de penis te verliezen, bij het meisje in jaloezie op het mannelijk geslacht. Ontstaan er door moeilijkheden van buitenaf (b.v. door onpsychologisch optreden bij medische behandeling) stoornissen in het normale verloop van het castratiecomplex, dan kan in de volwassenheid een neurotisch symptoom optreden, b.v. abnormale angst voor de (tand)arts.
LITT. E.C.M.Frijling-Schreuder, Inl. tot het denken van Freud (1970); R.U.Coultre, Psychoanalytische thema’s en variaties (1972).