Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Carthago

betekenis & definitie

[Fenicisch: Kart Hadasjt, Nieuwe Stad], in de oudheid stad in Noord-Afrika, 16 km ten westen van het moderne Tunis.

GESCHIEDENIS

Volgens de overlevering werd Carthago in 814 v.C. gesticht door emigranten uit de Fenicische stad Tyros; het bestaan van de stad is aantoonbaar in de 7e eeuw v.C.

Dank zij haar gunstige ligging aan de smalle doorvaart tussen Sicilië en Noord-Afrika en haar voortreffelijke haven, werd Carthago het belangrijkste tussenstation voor schepen die goud, zilver en tin uit het westen (Spanje, Engeland) naar het Middenoosten brachten. Carthago nam weldra de leiding onder de Fenicische kolonies in Afrika en Sicilië, nadat een poging van Grieken onder leiding van Pentathlos van Knidos om de Feniciërs uit Sicilië te verdrijven, was mislukt. Samen met de Etrurische zeemacht wist Carthago aan de westelijke expansiepolitiek van Fokaia en haar kolonie Massilia (Marseille) in 540 v.C. een einde te maken door de overwinning bij Alalia (Corsica), en tevens Sardinië binnen haar machtsgebied te trekken. Weliswaar leed Carthago in 480 v.C. een zware nederlaag bij Himera tegen Geloon van Syracuse, maar zij versterkte haar macht door de stichting van een reeks handelsstations langs de Afrikaanse en Spaanse kust en door onderwerping van het achterland (Bagradas-vallei), dat zeer vruchtbaar was en intensief door de tot slaven gemaakte inheemse bevolking bewerkt werd (wijnbouw, veeteelt, olijven). Het land was geheel in bezit van enkele rijke families, die, verenigd in een senaat van 300 leden, een oligarchisch bewind voerden, waarbij de uitvoerende macht in handen lag van twee suffeten, die voor één jaar gekozen werden. In 416 mengde Carthago zich weer in de strijd op Sicilië, toen het met haar verbonden Segesta door Selinus werd bedreigd; Hannibal verwoestte Selinus (409) en Himera en veroverde ook Akragas, Gela en Kamarina (406— 405); een epidemie verhinderde het beleg van Syracuse.

In de volgende jaren werd voortdurend met wisselend succes om de hegemonie op Sicilië gestreden tussen Carthago en Dionysios I van Syracuse ; deze wist tenslotte Carthago terug te dringen achter de rivier Halykos, die lange tijd de grens bleef. Het machtsstreven van Agathokles, tiran van Syracuse (310—289 v.C.), bracht een conflict met Carthago, dat zelfs een Griekse invasie in Afrika moest afweren. Na Agathokles’ dood, maakte Carthago van de gelegenheid gebruik om de rest van Sicilië te veroveren. Syracuse riep daarop de hulp in van Pyrrhos van Epeiros, die met zijn leger in Italië tegen de Romeinen vocht. Pyrrhos wist de onafhankelijkheid van Syracuse te handhaven. Carthago bleef zich mengen in de twisten tussen de Siciliaanse steden.

Zo kwam het in 264 in conflict met Rome, toen Campaanse huurlingen, zgn. Mamertijnen, die de doorvaart van handelsschepen bij Messina belemmerden en daarom door Hiëroon van Syracuse belegerd werden, eerst Carthago te hulp riepen, maar daarna ook de Romeinen. Dit leidde tot de Eerste Punische oorlog (264—241), waarin Carthago tenslotte bij de vrede van 241 Sicilië moest prijsgeven; bovendien verloor het korte tijd later (238) ook de eilanden Corsica en Sardinië aan Rome.

Ten einde het gemis van het metaal leverende Sardinië te vergoeden, trok Hamilcar Barkas met een leger naar Spanje, dat hij en na zijn dood (229) zijn schoonzoon Hasdrubal veroverden. De Romeinen kwamen niet tussenbeide, maar stelden zich tevreden met de Ebro als grens tussen de Romeinse invloedssfeer en de Carthaagse. Na de dood van Hasdrubal (221) zette Hannibal het werk van zijn zwager voort. De Romeinen sloten een bondgenootschap met Saguntum, een belangrijke Griekse handelsstad ten zuiden van de Ebro, in de Carthaagse invloedssfeer. Toen Hannibal Saguntum veroverde, begon de Tweede Punische oorlog (218-202), die uitliep op een nederlaag voor Carthago, ondanks de eminente krijgsdaden van Hannibal. Carthago behield het omliggende platteland, maar moest de rest van zijn Afrikaanse gebied opgeven; de vloot moest worden uitgeleverd, terwijl de Carthagers in Afrika slechts oorlog mochten voeren met toestemming van Rome (201). Carthago was als staat uitgeschakeld.

In de stad kreeg Hannibal het bewind in handen; hij dreef zodanig effectieve belastinghervormingen door, dat de oorlogsschatting aan het Romeinse Rijk 50 jaar op het aflossingsschema voor raakte. Hannibals pogingen tot democratische bestuurshervormingen stuitten echter bij de grote handelsmagnaten op verzet. In 195 v.C. moest Hannibal op Romeins bevel in ballingschap gaan. Als handelsstad bleef Carthago niettemin van betekenis. De Romeinen zetten daarop de Numidiërs op tegen de stad. Toen Carthago tenslotte tegen de Numidische belagers naar de wapenen greep, hadden de Romeinen de gezochte aanleiding tot de Derde Punische oorlog (149-146 v.C.) die eindigde met de verwoesting van Carthago.

Door Caesar (46 v.C.) en Augustus werd op de plaats van Carthago een nieuwe Romeinse kolonie gesticht. Dit Carthago, Colonia Junonia, later Colonia Julia geheten, sedert 14 n.C. hoofdstad van de Romeinse prov. Africa, werd een welvarend centrum van handel en cultuur en een bolwerk van het christelijk geloof; de bisschop die er zetelde bestreed het donatisme. In 439 n.C. werd Carthago de hoofdstad van de ariaanse Vandalen, maar de Byzantijnse veldheer Belisarios herstelde er in 533 het orthodoxe geloof. Na de verovering door de Arabieren in 698 kwam Carthago geheel in verval. [dr.L.F.Janssen]

ARCHEOLOGIE

Uit de Punische tijd zijn resten van een haven gevonden, grafmonumenten, keramiek, asurnen, sieraden en ivoren. De belangrijkste overblijfselen uit de Romeinse tijd zijn de thermen van Antoninus Pius (146-162, gerestaureerd onder Theodosius in 389), een circus, een amfitheater, waar in de 3e eeuw christenvervolgingen hebben plaatsgevonden, huizen en villa’s met vloermozaïeken, en vroegchristelijke basilieken.

LITT. O.Meltzer, Gesch. der Karthager (3 dln. 1879—1913); S.Gsell, Hist. ancienne de l’Afrique du Nord (8 dln. 1914-28); C.Picard en S.von ClesRheden, Das wiederentdeckte Karthago (1957); G. en C.Picard, La vie quotidienne au temps d’Hannibal (1958; Ned. vert. 1966); B.H.Warmington, Carthage (1960; 2e dr. 1969); M.Fouchet, L’art à Carthage (1962); G.Picard, La Carthage de SaintAugustin (1965); A.Lézine, Carthage utique (1969).

< >