Frans krijgs-en wiskundige, *13.5.1753 Nolay (Côte d’Or), ♰2.8.1823 Maagdenburg; vader van L.Hippolyte Carnot. Carnot werd in 1773 genie-officier, in 1791 lid van de Wetgevende Vergadering en in 1792 lid van de Nationale Conventie, waar hij aandrong op legerhervormingen.
Na het verraad van Dumouriez herstelde hij de orde in België, reorganiseerde het leger (levée en masse) en voerde als lid van het Comité de Salut Public maatregelen door, die de grondslag legden voor de Franse militaire macht in de komende jaren en hem de naam l’organisateur de la victoire bezorgde.Reeds in onmin met Robespierre, werd Carnot na diens val (1795) lid van het Directoire, moest in 1797 naar Zwitserland vluchten, maar keerde na Napoleons staatsgreep van 18 brumaire (1799) terug. Na een korte ambtsperiode als minister van Oorlog (1800), werd hij van 1802-07 lid van het Tribunaat, maar wijdde hij zich vooral aan de studie van wiskunde en strategie. In 1814 was hij nog gouverneur van Antwerpen en tijdens de Honderd Dagen in 1815 minister van Buitenlandse Zaken, waarna hij werd verbannen.
Tijdens het presidentschap van zijn kleinzoon, Sadi Carnot, werd zijn stoffelijk overschot naar Parijs overgebracht en in het Hôtel des Invalides bijgezet (1889). Werken: Géométrie de position (1803), La métaphysique du calcul infinitésimal (1804), De la défense des places fortes (1810).
LITT. M.Reinhard, Le Grand Carnot (2 dln. 1952); C.C.Gillispie, L.Carnot savant (1971).