baron van der, Ned. politicus, *15.12.1778 Utrecht, ♱lO. 4.1848 De Bilt. Van der Capellen bekleedde verscheidene ambten in het Koninkrijk Holland (1806-10) en trok zich in 1810 bij de inlijving bij Frankrijk uit de staatsdienst terug.
In 1814 werden Van der Capellen, Elout en Buyskes tot commissarissen-generaal benoemd om de Oostindische koloniën van de Engelsen over te nemen; tevens werd toen bepaald, dat Van der Capellen later als gouverneur-generaal zou optreden.In verband met de terugkeer van Napoleon van Elba kwam de commissie pas in 1816 in Indië aan, waar allerlei moeilijkheden ontstonden (vooral met Raffles), zodat Van der Capellen pas in 1819 het gezag van de commissie als gouverneur-generaal kon overnemen. Belangrijke gebeurtenissen tijdens zijn bestuur waren de Java-Oorlog, de expedities tegen de Padri’s op Sumatra en de sultan van Palembang en de strijd tegen de Chinezen op de westkust van Borneo. Deze oorlogen, de door Van der Capellen ingevoerde kostbare administratie en zijn maatregelen op landbouwgebied, gericht op verbetering van de positie van de bevolking, maakten zijn positie onhoudbaar.
Op 1.1.1826 trad Van der Capellen af.
LITT. J.A.Spengler, De Ned. Oost-Indische bezittingen onder het bestuur van den G.G. Baron van der Capellen (1863); S.J.Ottow, De oorsprong der conservatieve richting. Het kolonisatierapport-Van der Capellen (1937).