v., deplanningsactiviteit die voorziet in een afstemming van uit te voeren orders op de beschikbare produktiemiddelen.
De produktiemiddelen (de capaciteit), worden bij de capaciteitsplanning als gegeven beschouwd. Uitgangspunt is de homogene produktiegroep. Dit is een groep machines, een groep mensen of een combinatie van beiden, bestemd voor gelijksoortige bewerkingen. De verschillende orders bestaan uit een combinatie van die bewerkingen. Capaciteitsplanning komt nu neer op het in de tijd afstemmen van deze bewerkingen op de beschikbare capaciteit per produktiegroep. De doelstelling van de capaciteitsplanning is een gunstige bezetting van de produktiemiddelen te combineren met betrouwbare levertijden.
Onder een gunstige bezetting verstaat men in de bedrijfseconomie die verhouding tussen benodigde uren en beschikbare uren van een produktiemiddel, waarbij de totale kosten zo laag mogelijk zijn. In de meeste situaties bleek een bezetting van 80 % een goede benadering van het ‘gunstige’.
De praktische uitvoering van de capaciteitsplanning kan nu op een van de volgende manieren geschieden.
1. Van iedere bewerking van een order wordt de benodigde tijd geschat. Vervolgens wordt voor een bepaalde periode zoveel bewerkingstijd aan een produktiegroep toegerekend, dat het beschikbare aantal uren voor ongeveer 80 % bezet is. De resterende bewerkingen moeten naar de volgende periode verschoven worden, enz.
2. Indien de bewerkingstijden klein zijn ten opzichte van de totale beschikbare tijd van een produktiegroep, kan men ervan uitgaan dat de gemiddelde bewerkingstijd per periode constant is. Men kan dan volstaan met aan een produktiegroep een aantal bewerkingen/periode, b.v. N, toe te kennen, waarbij N= (beschikbare tijd per periode / gemiddelde tijd per bewerking) x 80%
LITT. R.N.van Hees en W.Monhemius, Prod. besturing en voorraadbeheer (1964).