[Lat., gezang], o. (-ca), lofzang ontleend aan de bijbel, uitgezonderd de lofzangen uit het boek der psalmen.
De voornaamste cantica zijn: het canticum van Maria (Magnificat), van Zacharias (Benedictus) en van Simeon (Nunc dimittis). De cantica genieten in de liturgie van oost en west vanouds grote populariteit.
In de protestantse kerken worden sedert de jaren zestig naast de nieuw-testamentische cantica ook minder bekende cantica berijmd gezongen, zoals de lofzang van Mirjam, van Jona, van de drie jongelingen, van Hanna, Deborah, Hiskia, Ester en Mordechai.