Ned. protestants theoloog en dichter, *1586 Gorinchem, †9.7.1627 Dokkum; vader van de schilder Govert Dircksz. Camphuysen.
Camphuysen werd opgeleid voor kunstschilder, studeerde theologie te Leiden, verliet de academie, sloot zich aan bij de denkbeelden van Arminius en werd in 1617 predikant te Vleuten.Als remonstrant legde hij in 1618 vrijwillig zijn ambt neer. In 1620 werd hij verbannen. In 1622 keerde hij naar Nederland terug, woonde eerst te Harlingen, dan op Ameland en vervolgens te Dokkum.
In 1624 verschenen zijn Stichtelijke rymen; deze maakten dadelijk grote opgang en bezorgden hem de opdracht een berijming van de psalmen te bewerken. Intussen was hij, om in zijn onderhoud te voorzien, te Dokkum een vlashandel begonnen. Voor een professoraat te Rakov bedankte hij in 1625; hij stond in contact met de socinianen en heeft sociniaanse werken vertaald.
Zijn gezondheid was zwak.Camphuysen was een vroom, verdraagzaam man, die een afkeer had van sectarisme en van polemiek; een individualist, die voor een zichtbare kerk weinig voelde en die in de vergadering der Rijnsburgse Collegianten het ideaal op kerkelijk gebied zag. Hij had geen zin voor theologische speculatie, maar wel voor een praktisch christendom. Hij was een begaafd prediker en een geliefd dichter (Mayschen Morgenstondt). Uitgave: Verscheyden theologische wercken, door D. de Breen (1638).
LITT. L.A. Rademaker, D. Camphuysen (1898 met bibl.); H.G. v.d. Doel, ‘Daar moet veel strijds gestreden zijn’, Camphuysen en de Contraremonstranten (1967).